zaterdag 8 oktober 2011

Regering van de armen?

Met de opkomst van Thailand als vakantieland werden gebeurtenissen in het koninkrijk ook steeds meer nieuwswaardig in het Westen. De Thaise strijd tussen rood (=arm) en geel (=rijk) is dan ook wereldwijd bekend. Het valt me vaak op dat in de Westerse media een voorkeur voor de red shirts doorschijnt. Dat was zeker het geval in de geruchtmakende demonstraties van vorig jaar. De teneur was vaak dat die arme mensen die in Bangkok op vredige wijze voor hun rechten opkwamen door het leger op niets ontziende wijze werden verdreven. De waarheid lag in mijn ogen toch wat anders. Tenzij je vindt dat het schandalig is hoe de Engelse politie onlangs tekeer ging tegen de protesterende jeugd.

We zijn inmiddels anderhalf jaar verder en de red shirts hebben hun zin gekregen. Pheu Thai heeft de verkiezingen glansrijk gewonnen en de terugkomst van hun afgod Thaksin lijkt slechts een kwestie van tijd. Als je echter denkt dat we nu een equivalent van, pak hem beet, Jan Marijnissen of Lech Walesa in huis hebben, sla je de plank mijlenver mis. In mijn ogen is er niet veel verschil tussen de huidige en vorige regering. Het voornaamste verschil is dat de vorige regering de armen negeerde om hun persoonlijke doelen te bereiken. De huidige regering pakt het slimmer aan en gebruikt de armen als instrument om aan de macht te komen en te blijven. Je kan veel van Thaksin zeggen, slim is hij zeker.

Farang die niet zoveel van Thaise politiek begrijpen en aan de naieve kant zijn, denken dat Pheu Thai hun stinkende best gaat doen om het leven van hun aanhang te verbeteren. Dat is natuurlijk niet zo. Prioriteit nummer een is het terugbrengen van Thaksin. Daarnaast zal de arme bevolking zo nu en dan wat kaakjes toegeworpen krijgen om ze koest te houden. De verkiezingen zijn gewonnen op basis van grote beloften, die voor een belangrijk deel niet waargemaakt kunnen of zullen worden.

Bovenstaande klinkt nogal cynisch. Laten we eens naar de feiten kijken. Vlak na de verkiezingen berichtte mijn favoriete columnist van de Bangkok Post over een onderzoekje van de Thailand Information Center for Civil Rights and Investigative Journalism. Ze hadden gekeken hoeveel leden van het parlement dezelfde achternaam deelden. Het bleek dat 89 van de 500 leden directe familie in het parlement had, verspreid over 42 families. Nu is het al erg genoeg dat bijna 20% van de volksvertegenwoordiging uit directe familie bestaat, maar het zou nog een stuk erger worden als men de familiebanden nog wat beter onder de loep zou nemen. Er is namelijk nogal wat familie aanwezig dat een andere achternaam heeft. Die zijn nog niet eens meegeteld in het onderzoek.

Zoals de columnist uitlegt: "For example, there is Yingluck Shinawatra and there is Shinisha Wongsawasdi. Shinisha is the daughter of former prime minister Somchai and Yaowapa Wongsawat, the brother-in-law and sister of Thaksin Shinawatra. Different surname, same family. Shinisha is at the tender age of 30. No doubt, her skills and talents well surpass her years, which explains why she was elected. The fact that she's the niece of the de facto prime minister of Thailand (Thaksin Shinawatra) may have something to do with it, but surely only very little." Daarnaast zijn er nog meer voorbeelden van twintigers die waarschijnlijk zeer getalenteerd zijn en toevallig een familielid op een hoge positie hebben.

Politiek in Thailand is dus grotendeels een familie aangelegenheid, waarin privileges driftig heen en weer geschoven worden. Dat was al zo onder de geelhemden en de cijfers tonen aan dat het bij de rooie shirtjes van het zelfde laken een pak is. Maar het zijn niet zomaar de eerste de beste families die het in de Thaise politiek voor het zeggen hebben. Pheu Thai mag zich dan wel gretig afficheren als de partij van de armen, het financiele profiel van de volksvertegenwoordigers vertoont verdomd weinig gelijkenis met de achterban. Dit blijkt uit de cijfers van de National Anti-Corruption Commission, die vorige week openbaar werden gemaakt. De lijst van ministers wordt aangevoerd door de Minister van Wetenschap en Technologie met een vermogen van 23 miljoen euro.

Eerlijkheid gebiedt mij te vermelden dat er ook enkele schrijnende gevallen tussen zitten. Helemaal onderaan de lijst bungelt de schlemielige Deputy Minister van Transport, die op een houtje van 100.000 euro moet bijten. Hoe deze omhoog gevallen trucker het doet, weet ik niet, maar het zal geen pretje zijn in de onderlaag van het kabinet. Gelukkig biedt deze nieuwe baan uitzicht op een acceptabelere levensstandaard.

Maar laten we ons niet in de luren leggen door dit schrijnende geval en eens kijken in welke categorieen de vermogens van de 38 personen in het rapport vallen:
- 39% heeft minder dan 1 miljoen euro;
- 42% tussen 1 en 5 miljoen;
- 11% tussen 5 en 10 miljoen;
- 3% tussen 10-15 miljoen;
- 5% tussen 20-25 miljoen.
Hieruit blijkt dus dat 61% van het kabinet miljonair is (in euro gemeten) en 19% meer dan 5 miljoen bezit. Ik steek mijn hand er voor in het vuur dat dit alles vergaard is door eerlijke en keiharde arbeid.

Het wordt pas echt interessant als we aan het eind van de kabinetsperiode kunnen zien in hoeverre deze vermogens gegroeid zijn. Zet ik weer even mijn pet van cynicus op en voorspel ik dat zal blijken dat Pheu Thai beter voor de portemonnee van de kabinetsleden is geweest dan voor de gemiddelde boer. Ik denk dat columnist Voranai hetzelfde verwachtte toen hij schreef: "The incoming members of parliament have unanimously proclaimed that they are poised to serve honourably and make sacrifices tirelessly for the greater glory of their families and frie... oops sorry, I mean for the Kingdom of Thailand."

Geen opmerkingen: